Neger van de literatuur

ZOEK EENS EEN GRAPHIC NOVEL IN EEN BOEKHANDEL

De neger van de literatuur

(Opiniestuk in De Standaard, 14 juni 2014)


Joris Vermassen heeft een graphic novel geschreven, heeft hem gepubliceerd gekregen en mocht zelfs lovende recensies lezen. Maar een boekhandel die de graphic novel ook wil verkopen, dat is er blijkbaar te veel aan.


‘Het spijt me, we verkopen geen graphic novels’, zegt de uitbaatster van de Standaard Boekhandel op het Sint-Baafsplein in Gent, als ik haar vraag of ze mijn boekje in huis heeft. ‘Ze passen niet tussen de romans en ook niet tussen de gewone strips daar.’ En ze wijst naar de ruime display met Suske en Wiske’s en andere populaire kinderstrips.

‘Het zijn winkeldochters’, zucht ze, ‘we geraken ze aan de straatstenen niet kwijt.’ Ze lijkt oprecht. ‘Niet dat ik niet van strips houd, ik heb zelf een collectie van vijftienhonderd strips, waaronder heel wat graphic novels, maar we krijgen ze niet verkocht, meneer.’

Ik vertel haar dat mijn boekje lovende kritieken krijgt en dat heel wat lezers er ondersteboven van zijn, en dat mijn beeldroman eigenlijk tussen de gewone romans zou moeten liggen, en ik voel een lichte walging voor mezelf omdat ik vast klink als een van die verongelijkte auteurs die vinden dat hun meesterwerk met stapels in de vitrine moet liggen. En net op het moment dat ik me wil excuseren voor mijn vrijpostigheid, gaat ze voor haar computerscherm zitten, doet een paar klikken en zegt: ‘Zo, ik heb er eentje besteld.’

Ik dank haar voor haar bereidwilligheid, en ik haat mezelf nog meer want ze doet dit vast uit medelijden, maar ik laat niets merken, en met opgeheven hoofd verlaat ik het pand.


‘Nee, we doen geen graphic novels’, zegt de medewerkster van Het Paard van Troje, de boekhandel aan de Kouter in Gent. Verkozen tot beste boekhandel, staat op de vitrine. ‘Maar kom vanmiddag eens terug, we zullen uw vraag voorleggen aan Bart.’ Bart is de baas, zelf mag ze hierover niet beslissen. Het is een prachtige boekhandel, probeer ik toch, en het zou fijn zijn mocht de beste boekhandel mijn boekje in huis hebben, en weer voel ik de zelfhaat omdat ik klink als een marktkramer, omdat ik hier als kunstenaar zou moeten boven staan, maar ik kan me niet bedwingen en ik hoor mezelf zeggen dat een goede boekhandel het aan zichzelf verplicht is goede boeken in huis te halen, en dat een goede beeldroman daar ook bij hoort, en ik bespeur ergernis in haar blik wanneer ik zeg dat ze wel een volle wand kookboeken hebben en een ruime zithoek met koffie en taart, maar geen graphic novels.

‘Dat moet u maar met Bart bespreken’, zegt ze droogjes, en met veel stoom begint ze een cappuccino te maken.

‘Nee, graphic novels doen we niet meer,’ zegt de uitbater van Limerick. ‘Het liep voor geen meter, we hebben ze allemaal in de uitverkoop gedaan.’


Limerick is een mooie onafhankelijke boekhandel bij het station van Gent, met prachtige houten tafels en wandkasten en een ruim aanbod literatuur, kunst en poëzie. Er is zelfs een collectie schrijfmachines van Willem Frederik Hermans te bezichtigen. Ik wil uitschreeuwen dat mijn boekje hier móét liggen, en dat het vast goed zal verkopen omdat het heel toegankelijk is, helemaal niet experimenteel of hermetisch, zoals sommige andere graphic novels, maar ik beheers me en zeg: ‘Maar die poëzie- en kunstboeken zijn vast ook geen bestsellers?’

‘Dat is waar,’ zegt de uitbater,’ en hij denkt even na over een repliek. ‘Weet je’, zegt hij ten slotte, ‘een van mijn beste vrienden heeft onlangs een graphic novel gemaakt, maar die verkoop ik hier ook niet. Begrijpt u?’

Ik knik om hem een plezier te doen, maar begrijpen doe ik niet. We staan bij een enorme wand met kinderboeken, en ik word vervuld van jaloezie, en ik wil vragen: waarom mogen zij hier wél staan? Waarom worden graphic novels verbannen naar het getto van de stripwinkels? Maar ik wil mijn waardigheid niet verliezen, en ik vraag hem op rustige toon om alles nog eens goed te overwegen, en met de borst vooruit ga ik weg.


‘Nee, graphic novels, ik begin er niet aan’, zegt Bart van Het Paard van Troje die namiddag, terwijl hij een stapel Thaise kookboeken uit een doos neemt. Het is druk in de zaak; alle tafeltjes in de koffiehoek zijn volzet.

‘Waarom dan niet?’ dring ik aan.

‘Ik vind graphic novels fantastisch hoor’, zegt hij, ‘maar ik neem enkel Maus van Art Spiegelman in huis en Blankets van Craig Thompson, want dat zijn absolute toppers. Voor alle andere graphic novels verwijs ik de mensen naar de stripwinkels hier in de buurt.’

Ik voel me vollopen met adrenaline.

‘Maar in die stripwinkels komen alleen strip­liefhebbers!’, zeg ik. ‘En daarvan is een groot deel enkel geïnteresseerd in fantasy en manga! Mijn publiek is veel ruimer, daar zijn mensen bij die nooit een voet in een stripwinkel zetten! Hoe durft u het om hier enkel Maus en Blankets te verkopen, een mooi staaltje van windowdressing is dat, terwijl u al het goeds van eigen bodem negeert!?’

Hij stopt met uitpakken en kijkt me doordringend aan.

‘Ik maak keuzes’, zegt hij, ‘en daar moet u zich verder niet mee bemoeien.’

‘Ik bemoei me er wel mee!’ roep ik hard. De gesprekken in de koffiehoek vallen stil. Ik heb hier toch niets meer te verliezen, denk ik, en ik spring over de toonbank. We staan nu neus aan neus.

’Literatuurracist!’ grom ik. Hij trekt bleek weg.

‘Wat?’ stamelt hij.

‘Literatuurracist! U sluit een heel genre uit op irrationele gronden! Graphic novels zijn de negers van de literatuur! Goed genoeg als slaafje, wanneer er weer eens een bekende roman moet verstript worden, maar o wee als de ­graphic novel voor zichzelf opkomt! Uw poging om de literatuur te zuiveren van onreine elementen is verwerpelijk!’

Hij deinst achteruit, met een kookboek van Sandor Katz voor zich als schild.

‘Verlaat onmiddellijk de zaak’, zegt hij. ‘Ik wens u hier niet meer te zien.’

Op dat moment voel ik hoe iemand mijn pols vastneemt en mijn arm op mijn rug omwringt. Ik verga van de pijn.

‘Komt u maar rustig mee’, zegt zijn medewerkster, en ze leidt me voorbij de verbaasde klanten in de koffiehoek tot bij de uitgang. Ik voel een schop in mijn kont en beland op straat, met mijn hoofd tegen een zitbank. Versuft blijf ik zitten. Ik tast naar mijn bloedneus. Een groepje Japanse toeristen blijft staan. Enkelen beginnen foto’s te maken. Terwijl ik het bloed probeer te stelpen met mijn zakdoek, schreeuw ik het uit: Graphic novel is the nigger of literature!


(Dit stukje is gebaseerd op waargebeurde feiten, maar enige dichterlijke overdrijvingen kan de auteur niet uitsluiten)

Addendum 2019: ondertussen heeft Het Paard van Troje een mooie collectie graphic novels van eigen bodem in de rekken!